Nevenschikkende voegwoorden

أدوات الربط التي تؤثر على مكونات الجملة

نميز في اللغة الهولندية بين صنفين من ادوات الربط، فهناك أدوات ربط تؤثر على مكونات الجمل التي تقوم بربطها، كتغير مركز الفعل المصرف ….، وتسمى onderschikkende voegwoorden. والصنف الثاني لا يؤثر على مكونات الجمل التي يتم ربطها. وهذا النوع يسمى Nevenschikkende voegwoorden. وهذا النوع الأخير هو الذي سنتناوله في هذا الدرس. ويتضمن أدوات ربط من قبيل maar, en ,want, of….  ولمتابعة الدرس ومعرفة المزيد انقر على الفيديو أسفله

وهناك أسفل الفيديو رابط لاختبار بسيط حول أدوات الربط التي لا تؤثر على مكونات الجملة.

Time limit: 0

Quiz-summary

0 of 10 questions completed

Questions:

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4
5. 5
6. 6
7. 7
8. 8
9. 9
10. 10

Information

انقر على الزر أسفله لـتختبر ما تعلمته من خلال هذا الدرس.

You have already completed the quiz before. Hence you can not start it again.

Quiz is loading...

You must sign in or sign up to start the quiz.

You have to finish following quiz, to start this quiz:

Results

0 of 10 questions answered correctly

Your time:

Time has elapsed

You have reached 0 of 0 points, (0)

Categories

1. Not categorized 0%

• شكرا لإتمامك هذا الاختبار

Your result has been entered into leaderboard

Loading

Name: E-Mail:

Captcha:

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4
5. 5
6. 6
7. 7
8. 8
9. 9
10. 10

1. Answered
2. Review

1. Question 1 of 10

   1. Question

   Ik blijf in bed, …….. ik ben moe.

   • want
   • maar
   • of
2. Question 2 of 10

   2. Question

   Ik wilde om 12 uur thuis komen, …… dat lukte niet.

   • maar
   • want
   • dus
3. Question 3 of 10

   3. Question

   Ik doe het licht aan, ……. het blijft donker.

   • maar
   • want
   • dus
4. Question 4 of 10

   4. Question

   Ik kleed me aan …… ga naar mijn vriendin.

   • en
   • of
   • maar
5. Question 5 of 10

   5. Question

   Is hij lang ….. is hij kort?

   • of
   • en
   • want
6. Question 6 of 10

   6. Question

   Zijn brommer is weg, …… hij is naar huis.

   • dus
   • maar
   • of
7. Question 7 of 10

   7. Question

   Maria gaat naar Duitsland.
   Elisa gaat naar Duitsland.
   Maria …… Elisa gaan naar Duitsland.

   • en
   • of
   • doch
8. Question 8 of 10

   8. Question

   Wil je me even helpen?
   Ik wil het wel……….ik kan het niet, ……….ik heb geen tijd.

   • maar - want
   • want - maar
   • en - maar
9. Question 9 of 10

   9. Question

   Wilt u de vraag herhalen, ……. ik begrijp u niet.

   • want
   • maar
   • dus
10. Question 10 of 10

    10. Question

    Gebruikt u melk in de koffie ……… wilt u liever room?

    • of
    • en
    • want